OBSERVATIO . F`rìix calamana, Càe* AANMERKING . De Schryf
Transkript
OBSERVATIO . F`rìix calamana, Càe* AANMERKING . De Schryf
X. BoeL L V I I I . Hosfdft. A M B O I ! SCH Sique Tiffadores non in tempore eas depurent ab hiftìe parafytis , adeo emaciant ho; matrem , ut tandem pereat. Ufus. Prima? feu l o n g s fpeciei nullum ahum novi ufum, nil! quod folia in aqua conterant, feu rninutim fciffa cum rafa Calappi medulla commifceant, & caput lavent, ut captili longi excrefcant. Aleera vero inutilis eft, & noxia in frugiferis arboribus. In Cerama circa Caybobbo vocatur ha?c herba Aybua nane, h. e. folium longi crinis, ubi muliercula? banc non folum adhibent ad caput lavandum, ut longum excrefcat capillitium, fed etiam foliis tanquam ìinteo viridi capillos connectunt. O B S E R V A T I O . KRUIDBOEI 8 f En zoo htm de Tiffadoors van deze nagten niet by tyds zuiveren , zoo mefgelen deze hoerekinderen de vioeder zoo uit, dat by cindelyk uitgaat. Gebruik. Van de eerfle of lange zoorte <weet ik 'geen ander gebruik, als dat ze de Haderen in water wryven, of klein gejheeden, met gerajpte Callapuspit mengen, en het boofd daar mede waffen , om lang bair te gewinnen. Maar de tweede is onnut , en een febadelyk onkruid aan de vrugtbomen. Op Ceram omtrent Caybobbo meinen ze dit kruid A y • hua naroe, dat is lang bair-blad , al waar bet de vrouixien niet alleen gebruikenom bet boofd daar mede te wasfen, en lang bairte gewinnen , maar ook met de Haderen als met een groen lint bet boofd-baair fzamen binden. A A N M E R K I N G . Scolopendria h s c Rumpbii, vera Opbioglojft, rariflimaque fpecies Deze Scolopendria van Rumpbius, is een regte zoort van Opbio' eft, ex arboribus depegdens, uti ejus fruftificatio declarat, gioßum, die zeer fingulier is, van de bomen afhangende, quam apud nullum alium inveni auitorem, quajque exhibegelyk zynevrugtmaking zulksaanwyft, welke ik ook by geen tur Tab. 37. Fig. 3. ander Äuteur gevonden heb , en die verbeeldt wert op de 37. Flaat, Fig. 3. CAPUT QUINQUAGESIMUM OCTAVUM. AGT EN VYFTIGSTE HOOFDSTUK. De Schryf vaare. F'rìix calamana, Càe* D ecima fexta & ultima Filicum fpecies eli exotica penitus, & in Europa ignota? forma:, quin haberi poffet Trichomanis fpecies. Frutex eft non ereftus vel volubilis , fed qui multis ramis fupra alios fefe extendit fruticulos. Radix transverfalis fupra terram nuda jacet in varias ramificationes dittinola, fibrillas emittens obfcure ruffas & circinnatas , qua? terra? flrmiter inha?rent, aefi cumilla confuta? effent, atque tali modo ad orchia? fpatium decurrunt multis finibus, hic & illic reftos adtollentes ftipites. Caules hi eredi firmi penitus flint, pennam circiter craflì, quatuor & quinque pedes longi , antequam fefe diviclant, primo -virides, deinfufci, ac tandem nigricantes, ac fplendentes inftar Coralliinigri. Prima divino in tres ramos e l i , quorum medius craffiflìmus, fed junior & molliiììmus eli. Bini lateralcs tenuiores ac duriores funt, atque ad pedis fpatium fefe iterum dividunt in binos, & hi iterum in binos forma bifurcata. " Ad cujusvis collecìionis ortum bina locantur folia retroflexa, novem & decem pollices l o n g a , binos lata, ab initio in plura foliola diftincìa a r a e (Ibi adcumbentia, "inftar Tamarindi foliorum, fed anguftiora funt, ac fuperius acutiora, bina ternave pofteriora paria ad oras parum dentata funt, fed fubfequentia integra funt, fuperne flavefeentia, fenfim virentia, infcrne glauca, cuncìa firmiter expanfa, nec facile fiaccefeentia, in furca? medio caput adtollitur, ex multis laciniis feumufeofis foliolis compofitum, quod fefe aperiens germen profert circinnatum inftar verm i s , juxta naturam omnium Filicum , hoc autem fefe extendens in novum exerefeit caulem, qui medium feu primarium profert ftipitem, unde & femper brevior eft lateralibus ramis, ac tèrminatur femper in molles furcas, fuperius circinnatas inftar clavicularum Vitis. Extremitates vero lateralium ramorum aliam obtinent formam, unum nerripe brachium extrema? furca? quatuor gerit folia in oblongam locata crucem, quorum bina inferiora multo breviora funt, quatuor nempe & quinque pollices longa. Alterum brachium fefe diffipat in binas claviculas, vel fimilia quatuor gerit folia. Di&urn caput ir. medio furca? locatum aliquando multa profert ex flavo rùbentia, & pallide virentia foliola, qua? flores effe videntur, nulli autem flores vel fruftus in hac obfervantur pianta. Quam ampliflìme fefe ramis fuis extendit, obtegit(jue hifee fruticulos tam denfe, ut v i x confpici posimt, per longos iftos ramos undique fefe difpergens, ita ut vix ipforum ortus detegi poflit. Pinna? foliofa? facile abrumpuntur inftar viti 1 , apices quosdam obtufos relinquentes, unde & multi putant ad ramorum divifìonem fpinas proferre. Reóti rami facile etiam abrumpuntur, fed pelliculis adha?rent, intus vero repleti funt medulla albicante, ficca, & duriufcula. Nomen. , H et festiende en laatfie geßagt van Vaaren is van een zeer vreemde, en in Europa onbekende fatzoen, of het moejle voor een zoorte van Trichomanes ge^ houden werden. Het beeft geen jlaande nog ßingereyde ftruik, maar die zig met veele takken op denaafleruigten uitbreidt. De wortel'leid dwers boven de .aard'e bloot, in verjebeide takken verdeelt, met donker r.offe , engekrulde vazelingen, in de aarde vafl, als of ze daar aan genaait waren, endus lopen ze wel een vadem lang, met veele bogten, hier en daar regte fleelen opfebietende.De overeind flaande fleelen zyn regt , fiyf omtrent een febaft dik vier en vyf voeten lang, eer ze ben verdeelen , esrfi groen , daar na bruin, ten laaflen-zwartagtig , en blinkende, als zwart Calbab'aar. De eerfle verdeelinge gefebiedt in drie takken, waar van de middelfte wel de dikfle, maar de jongfie, en weekfte is. De twee ter zyden zyn dunder, en barder, omtrent een voet voortgeloopen bebbende, verdeelen ze ben weder in twee, en de zelve alweder in twee anderen, in de gedaante vangaffels. By den oorfprong van ieder vergaderinge, flaan twee Haderen agterwaartsgebogen, liegen entienduimen lang, twee breed , van haar begin af, in veele kleine blaadjes verdeelt , digt tegens malkander flaande, gelyk de Tamaryn-bladeren, dogfmaldcr, en voorenfpilzer , de twee of drie agterfte paren zyn aan de kanten een weinig gekartet , maar de volgende zyn effen, boven geel-groen, met 'er tyd gras-groen, vanonderenfpaans-groen, alle fiyf uitgebreid , en niet ligt flenfende , in de midden van de gaffel Jtaat een knop van veele jhibbelen , of mosaglige Haderen gemaakt, dewelke zig openende brengt zyn uitfpruitzel voort, in malkander gekrult als een worm, na de aart van alle Vaaren , äeweike zig uitrekkende werd een nieuwen fteel, die den middelften of boofdfleel voortzet, zoo dat de zelve altyd kor ter blyft dandezydetakken, en by eindigt altyd in weeke gaffels, die vooren gekromt zyn, gelyk de klauwieren aan den wyngaard. Maar de eindens van de zydetakkenbebben een ander fatzoen , te weten de eene arm van de uiterfte gaffel beeft vier Haderen , in een langwerpig kruis flaande , waar van de twee agterjle veel korter zyn , te weten vier en vyf duimen lang. Den anderen arm verdeelt zig in twee klauwieren, of beeft mede diergelyke vier Haderen. De voorfebreeve knop in de middel van de gaffel, beeft zomtyds veele roodagtige geele , en iigt-groene blaadjes, zoo dat теп Щеп voor 't bloeizel zoude aanzien , maar daar komt anders geen vrugt nog bloeizel aan dit gewas voort. Het breidt zig zeer verre uit met zyne takken , en bekleed de läge ruiglen, zoo dat vien ze kwalyk ziet, met zoo lange takken been enweer flingerende , dat men kwalyk zynen oorfpronk vinden kan. De bladdragende fleelen broc ken kort af , als glas, nalatende etnige fpitze ftompen, daarom veele meenen, dat bet by de verdeeling der takken doorens beeft. De regte takken breeken ook wel kort af, maar Hyven aan de vellekens bangen , binnen zyn ze gevult met een witagtig, droog, en harlagtig merg. b t y L 3 Nanm.